Vier vrouwen van in de twintig, opeengepropt in een klein appartement in Manhattan, hebben doodlopende banen (of geen baan) en achterstallige huur. Ze ontdekken geld en zelfvertrouwen als ze een illegaal gok kantoor in hun keuken opzetten. Plots kunnen ze hun rekeningen betalen; ze stellen zich voor dat ze zich bij de middenklasse voegen; ze doen zelfs zakelijke donaties aan goede doelen. De film onderzoekt ook hun relaties met mannen, van wie de meesten ongeschikt zijn voor iets blijvends, en met hun moeders, die verschijnen in surrealistische, ingebeelde gesprekken met hun dochters.