De nog jonge Giovanna is al negen jaar getrouwd met de in haar ogen veel te goeiige Filippo. Ze verdeelt haar tijd tussen haar werk op de kippenslachterij, het zorgen voor haar twee kinderen en het bakken van taarten voor een lokaal café. Ze krijgt er een extra kopzorg bij als Filippo op een dag een oude heer naar huis meeneemt die zijn geheugen is kwijtgeraakt. In eerste instantie geheel tegen haar zin in, brengt Giovanna steeds meer tijd door met de man, en ontdekt ze steeds meer feiten uit diens mysterieuze verleden: via het getatoeëerde nummer op zijn voorarm, door zijn vakkundigheid in het bakken van taarten, door de steeds terugkerende naam Simone. Tegelijkertijd ergert Giovanna zich ook steeds meer aan de passieve Filippo en projecteert ze haar eigen verlangens op de onbekende buurman die ze bespiedt via haar keukenraam. Terwijl haar dagdromen werkelijkheid worden, krijgen ook de schimmen uit het verleden van de oude man steeds duidelijker gestalte.